tekst: Sabrina Vermeulen
In dit interview vertelt Erik over de invloed van Brutalist/Oost-Duitse architectuur in zijn werk, de verschuiving van realisme naar abstractie in zijn werk en de balans tussen kunstenaarschap en ondernemerschap. Speelt zijn juridische verleden een rol bij het ontstaan van zijn werk? Ontdek hoe methodiek en verbeelding hand in hand kunnen gaan.
Hoe is de weg gegaan van rechten studeren naar kunstenaar zijn?
’Ik heb mijn hele leven al veel getekend. Twee van mijn ooms zijn beeldend kunstenaar, en ik ben deels met ze opgegroeid. Ik heb altijd auto’s en gebouwen getekend, wilde auto-ontwerper of architect worden. Maar ja, 100% alfa…. Samen met mijn ooms werkte ik regelmatig in opdracht. We maakten realistische muurschilderingen, bijvoorbeeld in restaurants. Op die manier leerde ik (de techniek van) het figuratieve schilderen goed beheersen.
Toen ik op mijn zeventiende een studiekeuze moest maken, twijfelde ik tussen de opleidingen Kunstgeschiedenis, Geschiednis en de kunstacademie. Op dat moment was ik niet doortastend genoeg om die keuze daadwerkelijk te maken. Het werd Rrechten;dat leek me wel ‘toekomstgericht’.
Ik wist totaal niet waar ik aan begon. Gaandeweg ben ik de studie gaan waarderen, al heb ik bij aanvang gewanhoopt, met name wanneer ik jurisprudentie moest lezen. Ik vond het ingewikkeld, vooral het taalgebruik. De studie heeft me een manier van denken gegeven: hoe je een probleem analyseert, het centrale vraagstuk opdeelt en vervolgens een oplossing zoekt. Ik heb later ook nog een opleiding tot mediator gedaan. Ik heb uiteindelijk ruim 25 jaar als jurist gewerkt en ik vind het nog steeds een interessant vakgebied. Mijn specialisatie is Intellectueel Eigendom (IE); het auteursrecht, waarin mijn passie voor kunst en rechten samenkomen.
Gebruik je de methodische manier van denken uit de rechtenstudie ook in je kunst?
’Daar had ik eigenlijk nog niet zo over nagedacht, maar ja, dat denk ik wel. De manier waarop ik werk, hoe ik een idee vorm en uitwerk, heeft zeker raakvlakken met die methode. Neem bijvoorbeeld mijn Platte Art-reeks: die komt voort uit een boek dat ik heb geschreven. Voor dat boek heb ik veel interviews afgenomen. Door die interviews kwam ik ook uit bij de grijze flats in de buitenwijken van Berlijn. Zo ontstond een ervaring en vraagstelling. Om mijn gevoel en vraag en plek te geven ben ik elementen (van de flats) uit elkaar gaan halen en heb ze vervolgens opnieuw geconstrueerd tot een oplossing die voor mij recht doet aan de verhalen van de geïnterviewden. Analyseren, ontleden en een “bouwen”, je kunt een vergelijking maken met met juridisch denken.’
Kijkend op jouw website lijkt jouw werk zich te ontwikkelen van realistisch naar steeds abstracter. Klopt dat?
’Als je over een lange tijd kijkt, zit daar zeker wat in. Tot een jaar of 30 geleden maakte ik veel realistisch werk; tekeningen en schilderijen die heel direct emoties weergaven. Denk aan het vastleggen van het sterfbed van mijn oma of een hond waar ik afscheid van moest nemen. Later heb ik ook het schrijven en muziek maken ontdekt. Dat zijn voor mij allemaal manieren om gevoelens te uiten. Soms zijn woorden toereikend, en soms heb ik een beeld nodig.
Ik denk dat ik steeds per situatie afvraag hoe ik iets naar buiten wil brengen of wat ik ermee moet. Dat proces gaat eigenlijk vanzelf. Een directe emotie, zoals boosheid, verwerk ik eerder in een liedje. Beelden die een meer generiek gevoel of een concept vertegenwoordigen, zoals de huisjes, verwerk ik in mijn beeldende kunst. Soms heb ik ook gewoon zin om een landschap te tekenen. Mijn keuze voor stijl en medium ontstaat vaak spontaan en wordt gestuurd door het gevoel dat ik wil uitdrukken.”
Je huisjes zijn geïnspireerd op de Oost-Duitse bouwstijl. Hoe is dat ontstaan?
“Dat is begonnen na het schrijven van ‘Berlijn – een gids door de hoofdstad van de DDR. Het boek is in 2019 verschenen. Ik heb al heel wat lezingen over het onderwerp gegeven en zelfs reizen naar Berlijn georganiseerd. Het schrijven van het boek is een uit de hand gelopen interesse voor Duitsland en de Duitse geschiedenis. De Oost-Duitse flats zijn voor velen een synoniem van onderdrukking, communistische eenvormigheid, Stasi en een mislukt experiment. Maar de gesprekken met (voormalige) bewoners waren fascinerend.
Ik vond het interessant te ervaren dat een gebouw iets grauws en eentonigs kan uitstralen, terwijl er binnen ook verhalen van geluk en saamhorigheid leven. Dat idee ben ik gaan verwerken in mijn kunst. Het verhaal achter de gevels is voor mij minstens zo belangrijk als het beeld zelf, vormt de basis van ieder werk. De naïeve, monotone bouwdelen verwijzen naar een werkelijkheid die associaties oproept, maar daar niet altijd mee in overeenstemming zijn.
Langzaamaan worden mijn werken steeds kleurrijker en driedimensionaaal. Inmiddels zijn ze bijna wandobjecten van tien centimeter diep. Ik weet niet waar dat eindigt, maar zolang ik er energie uit haal en elke keer weer geïnspireerd begin aan een nieuw bouwwerk blijf ik ermee doorgaan.’
Hoe ben je van tekenen en schilderen overgegaan op driedimensionaal werk?
Zoals gezegd heb altijd een fascinatie gehad voor architectuur en auto-ontwerp. Die interesse terug in mijn werk: gebouwen, vierkanten, structuren, geometrie.
Op een gegeven moment begon ik te experimenteren met de standaard elementen in mijn werk: wat gebeurt er als ik ze vergroot of verklein? Wat blijft er dan over? Dat werd een soort spel waarbij ik ontdekte dat sommige beelden meer diepte nodig hadden. Het voelde op een gegeven moment logisch om die elementen driedimensionaal te maken.
Dat proces verliep organisch. Ik merkte dat sommige werken zich er beter voor leenden om in een ruimtelijke vorm tot leven te komen. Dit leidde uiteindelijk tot mijn driedimensionale werken, zoals de huisjes. Nota Bene. Ik heb net ook weer een volledig 2D-werk gemaakt.
Je wordt gerepresenteerd door verschillende galeries. Hoe ontstaat zoiets?
Dat gebeurt op verschillende manieren. Eén galerie heeft mij benaderd nadat ze mijn werk zagen op een tentoonstelling van Sint Lucas Een andere galerie ontdekte me via Instagram en begon steeds vaker mijn werk te liken, waarna we in gesprek raakten. Weer een andere kwam via een bekende die daar al werd vertegenwoordigd.
Voor mij is Exit Art in Amsterdam de belangrijkste galerie, omdat ik daarmee naar kunstbeurzen ga. Op beurzen als de Affordable Art Fair en de Art on Paper beurs krijg je enorme zichtbaarheid, met tienduizenden bezoekers. Voor mij is dat de reden om te exposeren: publiek dat naar het werk komt kijken. Het vraagt om een investering, maar voor mij loont het.
Je zegt dat kunstenaarschap ook ondernemerschap is. Hoe zie je die balans?
Ik heb ervoor gekozen om beroepskunstenaar te worden. Ik houd van diversiteit en alleen kunst maken ligt mij niet. Naast mijn drie tot vier dagen per week in mijn atelier verricht ik parttime schrijfwerk voor diverse bedrijven en ben ik bestuurssecretaris van een collectief rechtenbeheer organisatie voor kunstenaars. Zo combineer ik mijn juridische en schrijfvaardigheden met kunst. De diversiteit aan werkomgevingen en mensen inspireert. Mijn mening is dat een beroep uitoefenen betekent dat je werkzaamheden verricht om een inkomen te verwerven. Dat laatste doe ik op drie manieren, dus nadrukkelijk ook met mijn kunstenaarschap. Dat betekent investeren, risico’s nemen en actief zijn in het promoten en verkopen van mijn werk, bijvoorbeeld door deelname aan beurzen. Een beurs is een ideale plek om in contact te komen met nieuwe en bestaande klanten. Je vergroot je zichtbaarheid en bereik. Beursbezoekers zijn bovendien gemotiveerd en in de juiste stemming. Ze zijn actief op zoek naar kunst. Als je het goed aanpakt levert dat directe verkopen op. Deelname is spannend, want je betaalt er veel geld voor. Daartegenover staan duizenden bezoekers. Met het verdiende geld kun je ook weer investeren in deelname aan een nieuwe beurs. Voor dit jaar staan in ieder geval beurzen in Amsterdam, Berlijn en Hamburg op de agenda. Is dat commercieel? Ja, nou en? Je maakt iets, verkoopt iets en investeert weer in nieuw werk – zo blijf je in beweging. Zolang ik werk maak dat alleen van mij kan zijn en alleen ik bepaal wat ik maak, ben ik blij.
Doe je in 2025 mee aan de exposities van Sint Lucas?
Ik vind het jammer dat ik in 2024 twee keer niet heb kunnen deelnemen aan de exposities van Sint Lucas. Begin dit jaar heb ik in KunstRUIM geëxposeerd met een paar Lucas-collega’s, maar als de expositie samenvalt met een beurs waar ik aan deelneem, moet ik een beroepsmatige keuze maken. We gaan het zien dit jaar!